Interview met een orthopedagoog in het speciaal onderwijs!
Lieve leden,
Vandaag hebben we voor jullie een blog over speciaal onderwijs. Hiervoor hebben wij Meike van Basten Batenburg geïnterviewd. Zij werkt in het speciaal onderwijs en is een oud bestuurslid van Emile. Eerst gaan we je wat meer vertellen wat het speciaal onderwijs is en behandelen we de inhoud van het interview!
Wat is het speciaal onderwijs en voor wie is het? Het speciaal onderwijs is een vorm van onderwijs waarbij er extra zorg voor de leerlingen beschikbaar is. De kinderen die naar het speciaal onderwijs gaan zijn kinderen met een lichamelijke, zintuiglijke of verstandelijke beperking, leer- of gedragsproblemen of gedragsstoornissen. Omdat de zorg voor een verstandelijke beperking anders is dan de zorg voor leerproblemen, is het speciaal onderwijs verdeeld in 4 clusters. In cluster 1 zitten blinde/slechtziende leerlingen, in cluster 2 zitten dove/slechthorende leerlingen of leerlingen met een taal- spraakontwikkelingsstoornis, cluster 3 zitten leerlingen met een lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke beperking en langdurig zieke leerlingen en in cluster 4 zitten kinderen met psychische stoornissen en gedragsproblemen.
Meike van Basten Batenburg is orthopedagoog en is, nadat ze de master orthopedagogiek heeft afgerond, gaan werken in de basis GGZ, hiervoor deed ze onderzoek op scholen. Hierbij kun je denken aan intelligentieonderzoek, maar ook bijvoorbeeld voor ADHD en autisme. Na 1,5 jaar is ze overgestapt naar de gespecialiseerde GGZ voor meer uitdaging en daarnaast is ze twee dagen in de week gaan werken op een speciaal onderwijs basisschool. Uiteindelijk heeft ze ervoor gekozen om fulltime in het speciaal onderwijs te gaan werken in cluster 4. “Ik heb daar bewust voor gekozen, omdat ik de gedragsproblematiek heel interessant vind. Dit is ook de reden dat ik een orthopedagogiek master heb gekozen.”
Ondertussen werkt ze 3 jaar op een VMBO-praktijkschool cluster 4. Op dagelijkse basis komt Meike veel in contact met kinderen met gedragsproblemen, maar vooral kinderen met hechtingsproblematiek of trauma’s. Er is dus ook veel externaliserend gedrag, hierbij kun je denken aan moeite met autoriteit, boosheid en moeite met grenzen. “Onze leerlingen hebben dingen meegemaakt in hun leven waarvan wij uit onze hoogopgeleide bubbel vaak denken dat dat niet gebeurt in Nederland.” Vaak zijn het ook leerlingen die al op meerdere scholen hebben gezeten, voordat ze in het speciaal onderwijs belanden. Meike werkt samen met drie andere gedragswetenschappers op een school van 160 leerlingen. Ze heeft dus ongeveer 40 leerlingen onder haar hoede. Elke drie weken bespreekt ze de voortgang van elke leerling met de mentor en gaat met de leerling of ouders in gesprek als dit nodig is. Er wordt via haar externe hulp ingeschakeld als dat nodig is. “Het is vaak een multiprobleem, waarbij je dan ook wil dat daar vanuit een team van experts naar gekeken wordt.” Verder geeft ze ook faalangsttrainingen of trainingen over sociale vaardigheden aan de leerlingen die daar baat bij hebben.
Volgens Meike is er nog veel misvatting over de mogelijkheden van een orthopedagoog in het (speciaal) onderwijs. Ze vertelt: “Als orthopedagoog heb ik altijd wel gedacht: nou, als je het onderwijs in wil, dan moet je onderwijsstudies gaan doen. Dat was heel erg mijn beeld tijdens de studie. […] En ik denk dat het dus wel heel leuk is voor studenten om te weten dat het onderwijs ook vanuit de orthopedagogiek juist een hele leuke richting is om op te gaan. Je bent super dagelijks bezig; elke dag komen die leerlingen naar school. Je ziet die kinderen bijna meer dan dat die ouders ze zien.”
Ook orthopedagogen zijn belangrijk in het onderwijs, vertelt Meike. Zij ziet dat er nog een kloof is tussen de zorg en het onderwijs, waarbij geen van beide de verantwoordelijkheid voor de problematiek van het kind op zich neemt. Volgens haar kan een orthopedagoog hier juist een brug tussen slaan: “Er is gewoon best wel veel onbegrip tussen de zorg en het onderwijs. […] En ik denk dat je als orthopedagoog in zo’n school een hele mooie rol hebt om daarin de werelden misschien een beetje dichter bij elkaar te brengen.”
Haar boodschap is dus: sluit als orthopedagoog het (speciaal) onderwijs niet uit. Daarnaast zijn er nog veel meer richtingen waar je als orthopedagoog op kan, en daarom vertelt ze: “Wat ik wel heel erg mee heb genomen uit de studie is dat je niet nu al hoeft te weten wat je wil of welke kant je op hoeft te gaan. Ga het maar gewoon doen, ga maar eens in de GGZ kijken, ga maar eens in het onderwijs kijken, maar in de gehandicaptenzorg kijken. Je weet vanuit de vakken wel een beetje waar je interesse ligt of niet, maar in de praktijk weet je pas echt wat je leuk vindt.”
Als laatste tip voor pedagogen in opleiding vertelt Meike over de Basisaantekening Diagnostiek, een registratie van het NVO waarmee je laat zien dat je ervaring met diagnostiek hebt. Deze kun je tijdens je masteropleiding bij sommige stageplekken halen waar diagnostiek een groot onderdeel van je stage is. Volgens Meike kan het handig zijn om deze tijdens je stage te halen, omdat er in veel vacatures ook naar gevraagd wordt. “En, je kan hem maar hebben, dus als het lukt op je stage om dat te doen in je master, dan is dat wel fijn.”
Als orthopedagoog in het speciaal onderwijs werkt ze dus aan het slaan van deze brug, maar daarnaast is ze ook bezig met een postmaster-opleiding tot schoolpsycholoog. Hiermee kan ze op nog meer verschillende niveaus, zoals ook op beleids- en organisatieniveau, werken aan de problematiek van leerlingen. “Eigenlijk ter verbetering van de kwaliteit van het onderwijs op het gebied van zorg.” De opleiding is vergelijkbaar met de GGZ-opleiding of de opleiding tot Orthopedagoog Generalist, maar dan vooral gericht op het snijvlak van onderwijs en zorg. Houd dus in gedachten dat het altijd mogelijk is om door te leren, ook na de studie!
We willen Meike van Basten Batenburg heel erg bedanken voor haar openheid tijdens het interview en we hopen dat jullie het interessant vonden om te lezen!
Liefs,
De PubliCo